De Taal en de Getallen
Er bestaat een opvallend linguïstisch verband tussen de woorden taal, vertellen en getal wat we niet alleen in het Nederlandse tellen en vertellen maar ook terugvinden in het Duitse werkwoord erzählen en het substantief Zahl. Om te tellen en te vertellen bedient men zich van dezelfde woorden hoewel het eerste woord betrekking heeft op een mathematische en het laatste op puur communicatieve handeling. Heden ten dage doet het ons maar vreemd aan dat de woorden en de klanken een mathematische betekenis zouden hebben. Spreken is tegelijk rekenen – de taal is een uitdrukking van de mathematisch vatbare orde.
Het gr. λόγος betekent zowel de taal als de wiskundige verhouding. Het spreken is wiskundig gegeven en volgt wiskundige wetten. Het ohd. rehhanôn, tellen, rekenen, rekenschap afleggen vinden we naast ohd. rahha, spraak, taal, rekenschap, zaak. Het ndl. taal hangt samen met het mhd. zal, getal, vertelling, taal. Het e. tale, verhaal en het werkwoord to tell hangt samen met ndl. vertellen waarin zich het werkwoord tellen verbergt. Vertellen en tellen drukken de samenhang tussen de taal en de getallen prachtig uit. Het d. Rede, taal, en het gr. λόγος hangt inhoudelijk samen met het lat. ratio, berekening, rekenschap, rede, en vindt zijn weerslag in het got. raþjo, getal, en garaþjan, rekenen. Analoog vinden we naast het gr. λόγος eveneens het werkwoord λογίζεσδαι, rekenen. [1]
Alle letters, alle combinaties van letters, alle woorden en dus de zinnen die met die woorden gemaakt werden hebben een mathematische betekenis. Veel inschriften uit het verleden zijn onderworpen aan deze mathematische wetten zoals we nog in de volgende voorbeelden zullen uitwerken. Vele inschriften bevatten een resem aan punten, sterren of andere zinnebeelden. Deze zinnebeelden hebben zelf een numerieke waarde die er hoofdzakelijk voor zorgen dat de mathematische betekenis van het volledige inschrift de orde uitdrukt. Het optellen van de numerieke waarden van letters heet isopsefie naar het gr. ισοσ, gelijk, en ψῆφος, steentje. In de gematria, gr. ϒεωμετρία, getallenleer, leest men letters als getallen en omgekeerd.[2]
De klanken vormen woorden. Het ned. woord is verwant ohd. wort, on. orð, got. waurd en het lat. verbum < *u̯erdhom. Het is een formatie met -dh- van de stam *u̯er, plechtig zeggen, spreken in die zin dat het gezegde bindend en heilig is zoals in het av. urvāta, bepaling, gebod en oi. vratá- o, bevel, gelofte en het gr. eírō, zeggen, en het inhoudelijk verwante rhḗtōr, redenaar. De wortel *u̯er kan men conceptueel verbinden met binden, vlechten, omheinen en verdiept woord als “het plechtig gesproken woord op de ding-vergadering (binnen een sacrale omheining)”. Het woord is een bepaling, een gebod, opgebouwd uit klanken en onderworpen aan een orde.
Het woord is de ordening zelf. Het woord en de klanken en de ordening van deze liggen aan de basis van de schepping. Het Evangelie van Johannes (1:1) zegt ons “In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Het was in het begin bij God. Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat. In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen”. Het Evangelie van Johannis wijst op een zeer sterke gnostische inslagen. De Griekse tekst gebruikt λόγος voor het Woord. Het woord is de orde. In het begin, ἀρχή, was er de orde; niets meer dan de orde en de orde schiep alles. Elk woord bezit een vast gedefinieerde woord-waarde. Woorden zijn getallen. Omgekeerd zijn de getallen woorden.
[1] [KLINGENBERG:Runenschrift] 21, 54.
[2] [KLINGENBERG:Runenschrift] 49-50 / [LEISEGANG:Gnosis] 15. [1] De λόγος is in de mens verbonden met de ziel. Het denkende deel is echter onsterfelijk in tegenstelling tot de λόγος.